‘Drie dichteressen op muziek’; terrorisme voor het oor
Abbie de Quant op fluit, Monique Krus zang/sopraan en Elizabeth van Malde op piano
Gezien: 25 januari ’06, kleine zaal Oosterpoort
Na een drukke werkdag zat ik afgelopen woensdagavond met een vriendin te wachten op de drie dichteressen, een van de voorstellingen in de serie ‘Moderne klassiek’. Bij het bestellen van de kaarten had ik geen flauw idee wat ik kon verwachten, maar de ervaringen tot nu toe waren boven verwachting. De eerste kennismaking was op 3 oktober met een prachtige en originele uitvoering van het hooglied door Eleonore Pameijer, Marcel Beekman, Rudolf Lucieer en Nettie Blankenen. Echt, kippenvel… En op 9 november trakteerde de pianist Ralph van Raat het publiek tussen de composities door op een college over moderne pianomuziek. Niet dat ik inmiddels fan ben van moderne muziek; verre van dat, maar ik moet toegeven dat er zeker leuke dingen tussen zitten.
Met die insteek zat ik op de eerst noten te wachten. Ik was voor mijn gevoel aardig voorbereid op wat er ging komen, maar dit kon niet voorkomen dat na het eerste gedicht verschrikt rechtop in de stoel zat.
Het grootste deel van de tijd heb ik geprobeerd de muziek te begrijpen en mijn onbegrip te wijten aan mijn eigen vermoeidheid en onbekendheid met het genre. Maar na de pauze kwam daar de plens ellende die de emmer deed overlopen. Eerst werd een heel mooi gedicht van Michaelis (Op het witte kussen) op muzikale wijze vakkundig verkracht. Direct daarop volgde een walgelijke uitvoering van Het Spraakgevaarte (Herzberg). Het begon met: “Er is een monster dat leeft van kreten”. En ze had het niet beter kunnen zingen; hier was duidelijk sprake van gedegen zelfkennis. Ik had enerzijds moeite om mijn plaatsvervangende schaamte te onderdrukken en tegelijkertijd om het lachen in te houden. Toen ze halverwege ook nog zong: “Je kunt nog veel onaangenamer klagen”, hield ik het niet meer.
Op sommige momenten tijdens het concert werd ik even geraakt, maar dit werd meestal onmiddellijk weer teniet gedaan door harde korte klanken van de piano of een koude sopraanstem. Het geheel kwam heel hard en koud over, terwijl een groot deel van de gedichten over gevoelige onderwerpen ging.
Het leukst van de avond waren de aanwezige mensen. Er lijkt rond dit soort voorstellingen iets ‘superieurs’ te hangen, en een groot deel van het publiek zat zichtbaar moeite te doen om de voorstelling te begrijpen en te waarderen. Naar Gronings gebruik was er aan het eind natuurlijk weer een aantal mensen die een staande ovatie gaf… maar het bleef mondjesmaat.
Voor mijn gevoel een mislukt experiment, dat zo snel mogelijk moet worden vergeten.
Gezien: 25 januari ’06, kleine zaal Oosterpoort
Na een drukke werkdag zat ik afgelopen woensdagavond met een vriendin te wachten op de drie dichteressen, een van de voorstellingen in de serie ‘Moderne klassiek’. Bij het bestellen van de kaarten had ik geen flauw idee wat ik kon verwachten, maar de ervaringen tot nu toe waren boven verwachting. De eerste kennismaking was op 3 oktober met een prachtige en originele uitvoering van het hooglied door Eleonore Pameijer, Marcel Beekman, Rudolf Lucieer en Nettie Blankenen. Echt, kippenvel… En op 9 november trakteerde de pianist Ralph van Raat het publiek tussen de composities door op een college over moderne pianomuziek. Niet dat ik inmiddels fan ben van moderne muziek; verre van dat, maar ik moet toegeven dat er zeker leuke dingen tussen zitten.
Met die insteek zat ik op de eerst noten te wachten. Ik was voor mijn gevoel aardig voorbereid op wat er ging komen, maar dit kon niet voorkomen dat na het eerste gedicht verschrikt rechtop in de stoel zat.
Het grootste deel van de tijd heb ik geprobeerd de muziek te begrijpen en mijn onbegrip te wijten aan mijn eigen vermoeidheid en onbekendheid met het genre. Maar na de pauze kwam daar de plens ellende die de emmer deed overlopen. Eerst werd een heel mooi gedicht van Michaelis (Op het witte kussen) op muzikale wijze vakkundig verkracht. Direct daarop volgde een walgelijke uitvoering van Het Spraakgevaarte (Herzberg). Het begon met: “Er is een monster dat leeft van kreten”. En ze had het niet beter kunnen zingen; hier was duidelijk sprake van gedegen zelfkennis. Ik had enerzijds moeite om mijn plaatsvervangende schaamte te onderdrukken en tegelijkertijd om het lachen in te houden. Toen ze halverwege ook nog zong: “Je kunt nog veel onaangenamer klagen”, hield ik het niet meer.
Op sommige momenten tijdens het concert werd ik even geraakt, maar dit werd meestal onmiddellijk weer teniet gedaan door harde korte klanken van de piano of een koude sopraanstem. Het geheel kwam heel hard en koud over, terwijl een groot deel van de gedichten over gevoelige onderwerpen ging.
Het leukst van de avond waren de aanwezige mensen. Er lijkt rond dit soort voorstellingen iets ‘superieurs’ te hangen, en een groot deel van het publiek zat zichtbaar moeite te doen om de voorstelling te begrijpen en te waarderen. Naar Gronings gebruik was er aan het eind natuurlijk weer een aantal mensen die een staande ovatie gaf… maar het bleef mondjesmaat.
Voor mijn gevoel een mislukt experiment, dat zo snel mogelijk moet worden vergeten.